Ga naar inhoud

Een woordje uitleg ivm de logische indeling van een netwerk


Aanbevolen berichten

Geplaatst:

TCP/IP lagen

Gegevens worden altijd volgenseen bepaald model behandeld, zoiets noemen we een protocol.

Het bekenste en meest gebruikte is het TCP/IP protocol. Hieronder vindt u de verschillende lagen en protocollen die bij het TCP model behoren met bijpassende verklaring.

Eerst geven we een woordje uitleg over het OSI model omdat TCP/IP daaronder hoort.

OSI staat voor Open Systems Interconnection. Het OSI model is een uitstekende manier om het transport van data in te delen in verschillende lagen.

Communicatie in het OSI model is systeemonafhankelijk wat wil zeggen dat een systeem van één type eenvoudig data kan verzenden naar een systeem van een ander type zolang ze beiden TCP/IP gebruiken. Op beide systemen dient natuurlijk ook een applicatie te zijn die de data kan verwerken. Voorbeeld: een webserver draait op Windows en een webbrowser op SuSe.

Het OSI model bevat 7 lagen. Elke laag neemt een onderdeel van de netwerk communicatie voor zijn rekening. Hier heeft u een opsomming van de verschillende lagen:

Hardware/physical layer

Data-link (MAC) layer

Network layer

Transport layer

Session layer

Presentation layer

Application layer

Nu gaan we het TCP/IP model bespreken met hun bijhorende lagen.

Het TCP/IP protocol gebruikt enkel 4 lagen van het OSI model. Hieronder bespreken wij de verschillende protocollen die behoren onder de 4 lagen.

1wo3.gif

Application Layer Protocollen

De application layer protocollen bevatten alle protocolen die behoren onder laag 5 tot en met 7 van het OSI model.

Er zijn 8 verschillende application layer protocollen.

FTP

FTP staat voor File Transfer Protocol. Met dit protocol kun je bestanden verzenden tussen twee systemen via TCP.

HTTP

HTTP staat voor Hyper Text Transfer Protocol. Dit protocol beheert bestanden die hyperlinks bevatten naar andere bestanden. Bij het klikken op zo'n hyperlink komt er een nieuwe transfer tot stand. Om de mogelijkheden van HTTP te kunnen gebruiken hebben we webservers nodig die een HTTP daemon draaien. Een HTTP daemon is een programma dat de taak heeft binnenkomende HTTP aanvragen te behandelen.

SMTP

SMTP staat voor Simple Mail Transfer Protocol. Dit protocol zorgt voor het formaat waarin men e-mail berichten opstelt. Hierdoor kan een mailcliënt op de ene computer gemakkelijk een e-mail verzenden naar een SMTP server op een andere computer. Standaard gebruiken de meeste e-mailcliënts SMTP om een e-mail bericht te verzenden, maar om berichten te ontvangen worden er ook nog 2 andere protocollen gebruikt, namelijk POP of IMAP.

POP

POP staat voor Post Office Protocol. Met dit protocol kun je effectief je e-mail berichten downloaden van de server naar je cliënt. POP biedt u ook de optie om berichten al dan niet van de server te verwijderen. POP3 kan met of zonder SMTP worden gebruikt.

IMAP

IMAP staat voor Internet Message Acces Protocol. Dit protocol ondersteunt meer dan POP. Het kan een e-mail bijvoorbeeld gaan doorzoeken op kernwoorden, u kunt berichten gaan indelen in folders of een gebruiker kan toegang krijgen tot meerdere mail servers. IMAP bevat ook een betere integratie met MIME zodat de cliënt enkel de berichtkoppen moet downloaden zonder dat men hoeft te wachten op de eventuele bijlagen. SMTP wordt gebruikt door IMAP voor de communicatie tussen e-mailcliënt en server.

SNMP

SNMP staat voor Simple Network Management Protocol. Met dit protocol doet men aan netwerkbeheer. Hierbij kunt u controle uitvoeren op de status van netwerk apparaten. Dit protocol beperkt zich niet alleen tot de TCP/IP netwerken (niet noodzakelijk).

NNTP

NNTP staat voor Network News Transfer Protocol. Dit protocol is geschikt om met newsreaders berichten op Usenet te lezen, schrijven en erop te reageren.

Telnet

Dit protocol is het TCP/IP protocol dat u de mogelijkheid biedt om vanop afstand op een systeem in te loggen, met name alleen als de rechten van de gebruiker gelijkaardig zijn van die op het systeem. Telnet is geen veilig protocol aangezien hackers het vereiste wachtwoord heel makkelijk kunne onderscheppen omdat het wachtwoord niet is geëncrypteerd. Daarom heeft men een nieuwe methode gezocht om dit probleem te 'vermijden': SSH wat staat voor Secure Shell heeft als verschil dat het de wachtwoorden wel encrypteerd.

Transport Layer Protocollen

TCP

Dit protocol staat voor Transmission Control Protocol. Dit is een betrouwbaar protocol, want met dit protocol ben je zeker dat de overdracht is bezorgt door middel van foutcontrole en handshaking. Handshaking is een systeem waarbij beide kanten van de overdracht elkaar op de hoogte stellen van het al dan niet verzenden en/of ontvangen van paketten. Gekende gebruikers van TCP zijn FTP en telnet.

UDP

Dit protocol staat voor User Datagram Protocol. Dit protocol is minder betrouwbaar dan TCP. dit protocol garandeert niet eens dat de pakketten aankomen, wat een heus verschil is. UDP wordt wel veel gebruikt voor real-time streaming van audio of video over het internet omdat de error-control van TCP de continue datastroom zou kunnen belemmeren.

Verschil tussen TCP en UDP (illustratie):

Verzonden pakket:

1 2 3 4

Het pakket komt aan op deze manier:

2 4 3 1

TCP controlleert of het verzonden pakket op dezelfde manier is aangekomen, in dit geval is het een andere volgorde dus TCP controleert en stelt vast dat het pakket niet op de juiste manier is ontvangen en genereert een error.

Echter UDP ziet dit niet, dus voor UDP maakt het niet uit in welke volgorde het is verzonden bovendien controleeert hij het toch niet.

Network Layer Protocollen

IP

Dit protocol staat voor Internet Protocol. Dit protocol verzorgt de packet routing. Dat wil zeggen dat het de meest correcte en gemakkelijkste weg van zender naar de ontvanger via de verschillende routers gaat kiezen. Een router heeft met name de functie om er voor te zorgen dat verschillende netwerken met elkaar worden gelinkt om zo een intranet of internet tot stand te brengen. Elk IP pakket bevat steeds een bronadres en bestemmingsadres. Elk IP adres is 32 bits lang.

ARP

Dit protocol staat voor Address Resolution Protocol. Dit protocol is nodig om het IP-adres om te zetten in het echte adres van de computer met een hardware adres.

RARP

Dit protocol staat voor Reverse Adress Resolution Protocol. Dit protocol zorgt voor het omzetten van netwerk adressen in IP-adressen.

ICMP

Dit protocol staat voor Internet Control Message Protocol. Dit protocol is een uitbreiding op IP. Het heeft de mogelijkheid om foutberichten aan te maken en paketten te testen en ook om informatie over IP te verzenden. Het zorgt ervoor dat een IP-router in staat is om een controlebericht te zenden naar andere routers.

Netwerk Layer Protocol => ethernet => token ring => frame relay=> atm (zie vorige afbeelding bovenaan)

2we5.gif

Data Link Layer Protocollen

SLIP

Dit protocol staat voor Serial Line Internet Protocol. Dit protocol deelt de IP paketten in met headers en trailers. SLIP zorgt er maw voor dat een IP pakket geschikt is om verzonden te worden naar een modem.

PPP

Dit protocol staat voor Point To Point Protocol. Dit protocol heeft dezelfde functie als SLIP maar is iets uitgebreider. Het kan ook met andere protocollen worden gebruikt, niet alleen met IP maar ook vooral met TCP/IP. Dit protocol is in staat om tegelijkertijd te zenden en te ontvangen.

TCP/IP diensten

De verschillende TCP/IP diensten kunnen we onderverdeelen in 2 groepen:

-Diensten die worden verleent aan andere protocollen;

-Diensten die worden verleent aan de eindgebruiker;

Diensten die worden verleent aan andere protocollen.

De diensten in deze groep bestaan uit de kernfuncties die door de belangrijkste TCP/IP protocollen worden uitgevoerd zoals IP, TCP en UDP. Deze diensten worden gebruikt om de onderlinge verbindingen van de netwerkfuncties van de protocolreeks te verwezenlijken.

Diensten die worden verleent aan de eindgebruiker.

Deze diensten vergemakkelijken de verrichtingen van toepassingen, die de gebruikers in werking stellen, om van Internet en andere TCP/IP netwerken gebruik te kunnen maken. Hierbij is bijvoordbeeld het World Wide Web de belangrijkste toepassing van het internet. Elke dienst van WWW wordt aangeleverd door HTTP.

Klassen van TCP/IP adressen

Er zijn in totaal 3 adresklassen gedefinieerd. De klassen A,B en C De soort klasse van het adres bepaalt welke bits worden gebruikt voor het netwerk nummer en voor het host nummer van het adres. De klasse bepaalt ook hoeveel netwerken en hoeveel hosts per netwerk kunnen worden ondersteund.

Om het werken met TCP/IP adressen te vergemakelijken, worden TCP/IP adressen geschreven in een decimale notatie met punten ertussen. Een 32-bits TCP/IP adres is verdeeld in 4x 8-bits octetten (info zie TCP/IP adressering). Deze 4 octetten worden omgezet naar decimale getallen waar er dan punten worden tussengevoegd. Waarom je een getal tussen 0 tot 255 hebt vindt je terug bij TCP/IP adressering.

Zoals eerder vermeld bevat een TCP/IP adres 3 soorten klassen, hier worden ze even uitgelegd:

-Klasse A: hierbij mogen de laatste 3 octetten vrij benoemd worden. De eerste staat al vast.

-Klasse B: hierbij mogen de laatste 2 octetten vrij benoemd worden. De eerste 2 staan al vast.

-Klasse C: hierbij mag de laatste octet vrij benoemd worden. De eerste 3 staan al vast.

Een klasse A begint bij 1 tot 126. 127.0.0.1 is jouw computer!

Een klasse B begint bij 128.0 tot 191.255.

Een klasse C begint bij 192.0.0 tot 223.255.255.

Deze getallen vertellen je of je met een netwerk te maken hebt of niet:

10.x.x.x

172.16.x.x

192.168.x.x

Anders uitgelegd alles wat je hieronder ziet duid erop dat je met een lokaal netwerk te maken hebt (zogenaamde private range):

10.0.0.0 - 10.255.255.255

172.16.0.0 - 172.31.255.255

192.168.0.0 - 192.168.255.255

TCP/IP adressering

Een TCP/IP adres bestaat uit 4 octetten. Een octet is 8-bits groot. Elke bit kan een waarde 0 of 1 hebben.

3gy5.gif

Zoals in het hoofdstuk TCP/IP adressering wordt uitgelegd worden TCP/IP adressen decimaal weergegeven. Om binair te kunnen rekenen heb je deze reeks nodig:

-128

-64

-32

-16

-8

-4

-2

-1

Als een bit 1 retourneert dan wordt de decimale waarde gebruikt. Wanneer een bit 0 retourneert, dan wordt de decimale waarde 0.

Dus als 1 octet die bestaat uit 8-bits overal 1 retourneert dan krijg je 255. Omgekeerd als 1 octet die bestaat uit 8-bits overal 0 retourneert dan krijg je 0.

Geïlustreerd krijg je dit resultaat:

Bits 1 1 1 1 1 1 1 1 =8

Decimaal 128 64 32 16 8 4 2 1 =255

Zoals eerder vermeld bestaat een TCP/IP adres uit 4 octetten en elk octet kan een decimale waarde bevatten van 0 t.e.m. 255. Dus een TCP/Adres kan er zo bijvoorbeeld uitzien: 255.255.255.255 of 0.0.0.0

  • 1 jaar later...
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies geplaatst op je toestel om deze website voor jou beter te kunnen maken. Je kunt de cookie instellingen aanpassen, anders gaan we er van uit dat het goed is om verder te gaan.